12 november

The Rise of the Creative Class van Richard Florida (2002) is zonder meer een mijlpaal in de bewustwording van het belang van ‘beleving’ voor de revitalisering van de binnensteden. Het inzetten op het aantrekken van de vernieuwende creatieve klasse als kwartiermakers voor de rijkere en kapitaalkrachtige elite. De elite die zich graag wentelt in de verrassende hippe vernieuwing zonder zelf instaat te zijn deze te creëren. Zijn zij beiden de winnaars die en passant ook de stad uit het slop trekken?

Het essay ‘winnaars en verliezers’ in het BPD-magazine (herfst 2018, p.52-p.55) lijkt te formuleren dat de verliezers de stadsbewoners zijn die, als gevolg van de stijgende woonlasten, geen deel uit kunnen maken van de grote voordelen die de revival van de binnenstad met zich meebrengt. We moeten de sociaal-economische kloof dichten door welvarende woon- en werkcentra te ontwikkelen waarin iedere stadsbewoner kan participeren. We moeten deze verliezers erbij blijven betrekken; inclusief urbanisme wordt het nieuwe credo.

Een nieuw politiek systeem moet de mensen -de verliezers- een groter aandeel in hun eigen leefomgeving bieden.  Wie zijn er nu eigenlijk winnaars en wie zijn de verliezers? Het lijkt of de hoogwaardige luxe dure binnesteden bevolkt worden door de happy ‘view’ als winnaar en dat ‘de rest’ kan vertrekken en daarmee verliezer is. Kunnen winnaars door hun succes vanzelf verliezers worden? Koning Midas, die alles in goud kon veranderen, was uiteindelijk toch minder succesvol dan het leek. De mate waarin hun woon- en woonomgevingswens kan worden gerealiseerd bepaalt de tevredenheid over de woonbeleving van de woonconsument.

Verschillende leefstijlen hebben verschillen wensen in verschillende levensfasen. In De Grote Omgevingstest (DGOT-2018) hebben Springco en DISCvision onderzoek gedaan naar de mate waarin de woon- en woonomgevingswensen aansluiten bij de leefstijlen van de bevolking. De leefstijlen zijn gekoppeld aan de psychologische DISC-test. Hierdoor zijn de gedrag- en communicatievoorkeuren ook verbonden aan de woonwensen en de woonbeleving van de burgers. De voorkeur voor ‘de binnensteden’ blijkt zeker niet voor iedereen te gelden.

De leefstijl van Koning Midas geeft hem alleen een goed gevoel als hij zich kan vergelijken met anderen, de Wannahaves, die zijn niveau nog niet hebben bereikt. De Wannahaves kopen zich, ten koste van hun financiële vrijheid, rotsvast in het ‘ideale’ woonmilieu in. Het handhaven van de, voor sommige leefstijlen monotone onaantrekkelijke restaurant- en lounge gebieden die all-inclusive zijn, vergen veel uitgaven. In de geest van ‘Stadsleven’ van Richard Sennett (2018) is met het realiseren van de ‘ville’, de fysieke plaats, de ‘cité’, de mentaliteit, nog geen zekerheid (p.9).

Sennett beschrijft dit als het verschil tussen Proust, die door de ogen van de personages de stad Parijs beschrijft, en Balzac, die je precies vertelt wat er allemaal gaande is in de stad (p.10). Als bij het ontwerpen van de ville de onregelmatigheden, die horen bij en essentieel zijn voor de cité, onvoldoende in acht worden genomen is de roep naar een nieuwe politieke realiteit onvermijdelijk (p.11). De oproep naar ‘inclusief urbanisme’ en een ‘nieuw politiek systeem’ lijkt verdacht veel op  l’histoire se répète. Een ideale basis van waaruit de degeneratie van de nieuwe stedelijke omgeving uiteindelijk in kan gaan zetten.

De echte creatieve klasse, ontdaan van alle groepen zich bij deze klasse naar binnen onderhandeld hebben, is inmiddels al lang aan het vertrekken uit de binnensteden. Substantiële aantallen bewoners van binnensteden willen (door)verhuizen naar woongebieden die geen binnenstedelijke uitstaling hebben. Veranderingen in de socio-economische levensfase speelt een rol, maar ook het zich bewust blijven van de echte woonwensen. De binnenstedelijke woonomgeving kan zich zeker niet verheugen op de hoogste voorkeuren in de woonwens van respondenten in de DGOT.

Aan woonomgevingen die een ontspannen stedelijke uitstraling hebben wordt een grotere voorkeur gegeven. Daar duikt de creatieve klasse al weer op; ze transformeren hele onaantrekkelijke portiekportalen tot woningen die internationale tijdschriften sieren. Als de gemeentelijke overheden hun investeringen in de openbare ruimte beter over het stedelijk netwerk verdelen stimuleren ze investeringen van woningeigenaren. Dat is ‘inclusief urbanism’, gewoon doen waar de mensen recht op hebben, en hier is geen nieuw politiek stelsel voor nodig. Wie zijn winnaars en wie zijn verliezers? De Wannahaves, velen beseffen het nog niet, kunnen hun investeringsfout niet afschrijven en zijn de verliezers van de toekomst. De Winnaars zijn de mensen die hun eigen leefstijl volgen en ‘de anderen’ niet nodig hebben om zich tegen te spiegelen. DV-DR pdf